Dag beste mensen,
Ik hoop dat jullie een goede week achter de rug hebben.
Vorige keer vertelde ik een utopisch verhaal. Zoals ik toen aan het einde ook al schreef: zo’n verhaal is een manier om aanschouwelijk te maken waar je naar toe wilt streven. Het zet op scherp wat je wilt, waar het je om gaat. Het verschaft “een blik op een oprecht betere samenleving”, waarvan Quiggin zei dat we die zo nodig hadden, als een alternatief voor het “zombiebeleid” van de kleine staat en de vrije markt.
Met een nieuwe visie zouden we mensen weer kunnen enthousiasmeren en hoop geven. Maar, zoals jullie misschien ook nog herinneren, was zijn punt ook dat het voor vandaag richting geeft. Het gaat om dat streven. Wie weet of er ooit een samenleving zal zijn met een 15-urige werkweek. Dat zien we tegen die tijd wel weer. Wat belangrijk is dat we met zulke utopische denkoefeningen beter weten wat we belangrijk vinden. De stappen om dat te realiseren kunnen we vandaag zetten.
De 15-urige werkweek schept dus een kader voor beleid. Wat is dat kader? De 2 waarden: zekerheid en vrijheid. De 2 doelen: tijd en ruimte. De 4 richtsnoeren: vereenvoudiging, waardigheid, creativiteit en autonomie.
De 1 slogan: goed werken, goed wonen, goed leven.
Wat voor beleid past in dat kader? Wellicht niet verrassend voor een alternatief voor neoliberaal zombiebeleid komt dat voornamelijk neer op de markt zijn juiste plaats te wijzen en daarmee tegelijkertijd het marktdenken uit te bannen.
Werk en economie
Beginnen we met markthervorming.
Meer kleur is altijd een goed begin. (Foto van Jess Bailey op Unsplash)
De ruimte voor leven na betaald werk groter maken, door gestaag de werkweek te reduceren. Je zou bijvoorbeeld de historische stijging van de productiviteit als richtlijn kunnen nemen en jaarlijks procentueel de werkweek reduceren. In eerste instantie zonder verlies van inkomen, om de scheefgroei tussen vermogen en inkomen wat recht te trekken. Op een gegeven moment, als zekerheid voldoende geborgd is, kun je werktijdverkorting en inkomen beginnen los te koppelen. Voor de essentiële beroepen kun je die geleidelijke ontkoppeling later inzetten, aangezien die beroepen het vaak het zwaarste te verduren hebben gehad.
Nu we het toch over essentiële beroepen hebben: dit zijn – niet toevallig – vaak ook goede beroepen. Ze zijn nuttig en menselijk contact en/of vakmanschap staat erin centraal. Als zo’n beroep niet door rationalisering of bezuiniging wordt afgeknepen is het daarom voldoening gevend. Andere dergelijke beroepen kunnen we meteen ook als essentieel herdefiniëren. Ik denk met name aan de cultuursector. Cultuur (niet alleen e-piano’s) is cruciaal voor een goede samenleving. Het is bovendien een relatief duurzame sector, en ook dat is essentieel voor een goede samenleving.
Over duurzaamheid gesproken: de halve financiële sector mag juist op de schop. Met zijn neigingen tot schuldvorming, speculatie en rentenieren heeft het bewezen allesbehalve duurzaam te zijn. De sector kán echter ook een constructief onderdeel van een groene en weldoende economie worden, waarin nieuwe reële waarde wordt gecreëerd en niet gespeeld wordt met speculatieve waarde. (Dit helpt trouwens ook om de verhouding tussen arbeid en vermogen weer wat recht te trekken, want het vermogen wordt nu weer in (nieuwe) arbeid geïnvesteerd in plaats van rente.)
Bestuur en management
Ik zei toch: kleur! (Foto Jo Szczepanska op Unsplash)
De ‘markt’ heeft de afgelopen 40 jaar overal zijn intrede gedaan. Met de popularisering van het naargeestige mensbeeld van de homo economicus hebben we ons collectief ongelukkiger gemaakt. Bovendien, omdat het ‘stimuleren’ en controleren van zogenaamd op zelfbelang gerichte mensen geld kost, zijn we er als samenleving ook armzaliger op geworden.
Af van de prestatiebeloning. Belonen naar prestatie domineert ons werk en onze openbare instellingen. Concurrentie op de werkvloer, strafkortingen voor sociale minima, financiering van onderwijs op basis van afgegeven diploma’s. Het zorgt voor intellectuele armoei in het bedrijfsleven en een verlies aan waardigheid in het openbare domein.
Geef professionals hun autonomie terug. Zij weten wat er nodig is. Bouw de controlebureaucratie van de sociale zekerheid om tot zelfbeschikkingsbemoediging: mensen ruimte geven om te handelen en ondersteuning wanneer ze die ruimte niet kunnen innemen.
Over bureaucratie gesproken: hoe meer wirwar aan regels we kunnen ontwarren, hoe meer tijd we winnen. Niet alle bureaucratie is slecht, en haar vereenvoudigen is niet gemakkelijk. Er zijn wel leidraden. Soms kun je met een schone lei beginnen, vooral als je een wet op nieuwe waarden schoeit. Vervolgens: hoe universeler de regel, hoe eenvoudiger de toepassing. Ten slotte, als je je als overheid tot doelstelling stelt om regelgeving zo begrijpelijk en hanteerbaar mogelijk te maken, kom je snel knelpunten tegen. Die ontdekkingen kun je gebruiken om de regels zelf aan te passen (“makkelijker” kun je het inderdaad maken).
Wonen en leven
Kleur? (Foto Breno Assis, Unsplash)
Sociale huisvesting is een uiterst effectieve en efficiënte vorm van huisvesting. Corporaties moeten daarom in staat zijn om hun maatschappelijke rol weer te vervullen. Huizenprijzen kunnen we daarnaast stabiliseren door strengere kredietvoorwaarden en het belasten van vastgoedspeculatie, maar mét financiële waarborgen voor huiseigenaars (mensen redden, niet banken).
Mooie woonomgevingen zijn belangrijk voor een goed leven. Investeringen in de evenredige ontwikkeling van Nederlandse provincies is een belangrijk instrument om die te realiseren. In de grote steden behouden we zo ruimte, groen en de menselijke maat, daarbuiten levendigheid en veelzijdigheid. Met een evenwichtige spreiding van economische activiteiten houden we bovendien huisvesting betaalbaar.
Daar is een sterker sturende rol van de overheid voor nodig. À propos: dat betekent niet dat de landelijke overheid alle macht naar zich toe moet trekken, maar dat ze decentralisering opnieuw moet uitvinden. Nu is decentralisering óf verkapte bezuiniging óf vanuit dat marktdenken een overdragen van bevoegdheid aan derde instanties, of dat nu semipublieke of particuliere instellingen, of lagere overheden zijn. Dat kan anders. Geen bezuinigingen doorvoeren, wel normen stellen. Geen nep-markten creëren, wel vrije ruimte laten.
Als nederige nieuwsconsument zijn al deze ideeën slechts filtraten van wat ik over de jaren heb gelezen. Ik hoop daarom dat wat je van dit lijstje vooral overhoudt is hoe krachtig het kader is, dat het vergezicht van de 15-urige werkweek en de politiek voor het goede leven vormen. Het biedt dat verhaal, dat waarom, dat we nodig hebben om dit soort veranderingen te kunnen inzetten.
Ik stelde in mijn eerste brief voor om eerst een aantal startschoten te lossen. Het kruit dat ik hiervoor meegenomen had is nu bijna op. Ik heb nog één kogel in mijn kanon: een plan de campagne voor deze nieuwsbrief. Die zal ik volgende week aan jullie voorleggen. Maar ik zou jullie nu al willen vragen of jullie willen nadenken of we hier door mee moeten gaan en zo ja, hoe. Wat stel je je voor bij een voortzetting? Waar zou je behoefte aan hebben, waar heb je zin in?
Wil je me ondertussen schrijven, weet je me te vinden!
Hartelijke groet!
Marten